32
Bouwstuk opgeleverd
2010 12 11 De Pelikaan [SPR, jubileumbouwstuk]
2011 01 08 Le Profond Silence
2011 04 15 De Friesche Trouw
2011 04 16 Le Profond Silence [SPR]
2011 05 09 Fides Frisia [SPR]
2011 10 21 L'Inséparable
2012 02 27 La Charité
2012 06 02 Hoofdkapittel [SPR]
2012 09 25 Tubantia
2012 10 16 De Geldersche Broederschap [SPR]
2012 10 25 Van Aerssen Beyeren
2014 01 16 De Phoenix [SPR]
2014 10 25 SPR-kapittels Rotterdam
De liefde
Over het symposion van Plato
[1e graad / SPR]
De liefde is een pijnlijk onderwerp, maar ik ben er misschien voldoende masochist of romanticus voor om de lijdensweg van de liefde tot het einde toe te af te leggen. Het is een weg van Je bent om op te vreten naar ik kan je bloed wel drinken of voor de optimisten die weg andersom. Hoe ook: liefde en lijden gaan altijd samen en dat maakt dat de Liefde al eeuwenlang de hoofdrol speelt in tragedie en komedie, in roman- en liedkunst en in elke goede en slechte film.
Luister naar de grondlegger van de moderne liefdespoëzie, de middeleeuwse renaissancist Francesco Petrarca. Hij bezingt in talloze sonnetten de last van de lust naar de volmaakt schone maar onbereikbare Laura. Zij behoort toe aan een ander. Wat hij haar schrijft, kan hij haar niet laten lezen, want dat zou haar in een onmogelijke positie brengen en die onmogelijke positie alleen al
zou afbreuk doen aan haar volmaaktheid. Ik heb het Italiaans voor u vertaald:
Als het geen liefde is, wat doet mij dan zo zeer?
En is het liefde wel, wat mag het dan wel wezen?
Iets goeds, oké, waarom moet ik die pijn dan vrezen?
Iets kwaads, waarom wil ik tot stervens toe steeds weer?
Als ik uit vrije wil in liefdesbrand verkeer
Dan klaag ik onterecht. Maar overkomt mij deze
Verdomde ziekte, God, wie kan mij nog genezen?
Aan ‘t gif van Cupido biedt niemand toch verweer?
Die pijl met zijn vergif stuurt mij levend de dood in,
Maakt mij het hart verhit en tegelijk ijskoud.
Wat maakt de liefde mooi?Wat maakt de liefde fout?
Wat het ook zij, ik ga steeds weer dezelfde boot in:
Op zoek naar zoet geluk, huil ik de zeeën zout.
Is Liefde dan de vrijheid die ons gevangen houdt?
Op zulke kwellende vragen zou je een, zo niet het antwoord van de filosoof mogen verwachten. Maar helaas, in het geval van de liefde laten de filosofen ons behoorlijk in de steek. Van hun antwoorden word je als menselijk mens niet echt gelukkig. Liefde lijkt alleen subliem of eeuwig als het geestelijke, platonische liefde is; zodra het verleidelijke lijf, het vlees in beeld komt, loert het kwaad. Het is misschien niet meteen porno, maar te vrezen is het vlees wel. Totale onthechting is de enige ontsnappingsroute uit de liefdesellende. Het is wit of het is zwart en dat is eigenlijk niks voor vrijmetselaars; die houden juist van de combinatie van wit én zwart, zonder dat het grijs wordt. Je zou dus kunnen zeggen dat liefde en filosofie apart slapen. Als u dat een teken van een slecht huwelijk vindt, mij best.
Wat westerse filosofen, vrijwel altijd mannen, over de liefde te zeggen hebben vindt zijn basis in het Symposion van Plato. Het ligt dus voor de hand eens te bekijken wat daarin over de liefde wordt gezegd.
Een Symposion zou je een soort broedermaal kunnen noemen. Het is een feest, met eten, veel drinken en fluitspel, in meerdere betekenissen, met alleen mannen.
Plato heeft er geen saai verhaal van gemaakt. Hij kiest voor de ironische invalshoek. Hij laat Apollodoros, een nog heel jonge leerling van Sokrates, het verhaal vertellen van een feest dat dan al vele jaren geleden gehouden werd ten huize en ter ere van Agathon, een toneelschrijver die de avond daarvoor zeg maar de “Oscar” voor tragedieschrijvers heeft gewonnen. Apollodoros heeft het verhaal weer van Aristodemos, die toevallig zijn leermeester Sokrates ontmoette toen die op weg was naar dat feest en die Aristodemos uitnodigt als ongenode gast met hem mee te gaan. Het is dus een verhaal van horen zeggen. Alles om te voorkomen dat er iets of iemand serieus genomen wordt. En dan vertel ík het nog eens in eigen woorden! Dus u mag het wel met een korreltje zout nemen.
Maar luister.
De deelnemers aan het symposium hebben allemaal flink last van een kater, want ze hebben de prijsuitreiking gisteren uitbundig gevierd. Daarom besluiten ze het deze avond iets rustiger aan te doen. In plaats van de gebruikelijke slemppartijen en het spelen op en met de fluit, houden ze op voorstel van Eryximachos elk in de volgorde waarin ze om tafel liggen een lofrede op Eros, de God van de Liefde.
De eerste die aan het woord komt is de idealist Phaedros.
Hij vindt Eros een groot god, aan wie wij de waardevolste dingen te danken hebben. Er gaat niets boven een degelijke minnaar en voor die minnaar niets boven een fraai geschapen geliefde. Want die liefde laat een mens zich schamen over wat slecht is en trots zijn op wat goed is. Zonder die schaamte en trots geen grote prestaties, noch van het individu, noch van de gemeenschap. Geen man die verliefd is, wil door zijn geliefde verdacht worden van angsthazerij, geen beminde door zijn minnaar betrapt op een laffe daad. Geliefden gaan voor elkaar door het vuur, alleen verliefden zijn bereid voor elkaar te sterven. Geen leger is strijdbaarder, dapperder en heldhaftiger dan een leger van louter minnaars en geliefden.
Ja, eindelijk hebben ze dat in het Amerikaanse leger nu ook door! Weg met het vooroordeel dat het in de herenliefde allemaal mietjes zijn.
Phaedros heeft het over de oergod Eros, symbool voor de universele liefde. Deze Eros moeten we niet verwarren met Eros, zoon van de oorlogsgod Ares en de liefdesgodin Afrodite, zelf geboren uit het schuim van de zee en een druppel bloed van Ouranos, vrijgekomen toen hij door zijn zoon Kronos met een diamanten sikkel werd ontdaan van zijn snikkel. Dit product van liefde en strijd, deze Eros is de god van de zinnelijke liefde, van het schoonheidsverlangen; hij is de drijvende kracht achter aantrekking en binding, achter de blinde passie, bij ons beter bekend als de in het gedicht van Petrarca eerder genoemde Cupido, die met zijn pijlen ons tot slachtoffer maakt van de liefdeswaanzin. En eigenlijk weten we het allemaal: de liefde maakt de mens verminderd toerekeningsvatbaar.
Terug naar het Symposion. De volgende spreker is de realist Pausanias, de geliefde, zeg maar vaste vriend, de man van Agathon, de bekroonde schrijver en gastheer.
Pausanias vindt dat we wel moeten weten welke Eros we hier prijzen en loven. Gaat het om de hemelse, de universele, de edele, de zielsgerichte Eros of om de aardse, de alledaagse, de volkse, de zinnelijke Eros? De aardse dat is de jonge liefdesgod, de Eros van de seks, met zowel mannen als vrouwen. Het is de opportunistische liefde van de simpelste zielen, meer gericht op de bevrediging van het lichaam dan op de ziel. Dat kan hem niet zijn. Nee, dan de hemelse Eros. Dat is de ware. De hemelse Eros is mannelijke liefde; in deze Eros gaat het om mannelijke kracht en natuurlijke intelligentie. De mannelijke liefde combineert liefde en behoefte aan intellectuele ontwikkeling. Daarom is het goed als een oudere man een affaire heeft met een jongere. En dan volgt nog een hele verhandeling over normen waaraan de herenliefde voor jonge jongens moet voldoen.
Het Athene van toen heeft veel weg van katholieke jongensinternaten uit mijn jeugd, waarin godvruchtige priesters met liefde en zachte hand het nog prille intellect van de misdienaartjes tot wasdom probeerde te brengen. De Atheense tijdgeest van toen is niet de tijdgeest van nu. Wij zien vooral misbruik, maar blijkbaar is de menselijke geest zo creatief dat het ook uitgelegd kan worden als het met lichaam en ziel leggen van de basis van onze beschaving. Misschien heeft de Roomse kerk het begrip platonische liefde iets te ruim geïnterpreteerd.
De volgende spreker had Aristofanes moeten zijn, maar die heeft de hik en vraagt dokter Eryximachos of die of hem van de hik af wil helpen of met hem wil ruilen. Dokter Eryximachos doet dan beide en hij is dus de volgende spreker.
Hij is het met de tweedeling van Pausanias eens, maar denkt dat de twee soorten liefde niet alleen voor de menselijke geest bestaan. De twee Erossen, elkaars tegenpolen, bestaan volgens hem ook in dier en plant, ja in de gehele natuur. Als dokter weet hij dat het voor de mens belangrijk is evenwicht te vinden tussen de hemelse en de alledaagse Eros in hem om niet ziek te worden. Het gaat om het scheppen van een liefdesband tussen de tegenstellingen, tussen de vijandige elementen warm en koud, bitter en zoet, droog en nat. Het gaat om balans, om harmonie, niet alleen in de geneeskunde, ook in lichamelijke oefening, in muziek, in de landbouw. Eros, de Liefde bestuurt het al: de verdeling van de seizoenen, de sterrenkunde, het weer, het Heel Al.
De Eros van Eryximachos is het Griekse model van Yin en Yang, maar ook min of meer een maçonnieke god, een Opperbouw-meester van het Heelal of zo u wilt een maçonnieke schutspatroon, in zijn streven naar Harmonie, naar het overbruggen van de tegenstellingen, naar de acceptatie van het zwart én wit van onze geblokte vloer.
Aristophanes, de komedieschrijver, is inmiddels uitgehikt en aan hem is nu het woord.
Allemaal leuk en aardig wat tot nu toe is aan lof & prei is gepresenteerd, maar als die Eros dan zo machtig is, waarom zijn er dan zo weinig tempels voor die God? Mensen hebben helemaal niet door dat Eros zo belangrijk is, omdat ze hun afkomst, hun menselijke natuur niet kennen. Ken u zelve, roept hij en dan vertelt Aristophanes de beroemd geworden mythe van de bolvormen.
Elk mens had oorspronkelijk de vorm van een bol. Er bestonden drie soorten: mannelijke, vrouwelijke en tweeslachtige. Ze hadden vier handen en vier voeten, twee gezichten in één hoofd en twee geslachtsorganen. Zij waren rond omdat zij respectievelijk afstamden van de aarde (vrouwelijk), de zon (mannelijk) en de maan (mannelijk en vrouwelijk). Als ze renden leken ze op tuimelaars die in volle vaart radslag maken. Door hun bolvorm waren ze zeer sterk en energiek en daar waren ze apetrots op. Zo trots dat zij op een kwaad ogenblik twee bergen op elkaar stapelden en de Olympus, woonplaats van de goden, bestormden. Die werden hierdoor erg in verlegenheid gebracht. Als ze de bollebozen voor straf zouden doden, kregen ze geen offers meer, maar het was evenmin denkbaar deze hoogmoed onbestraft te laten. Dus besloot Zeus ze te halveren, zoals je een ei met een haar doormidden snijdt. Apollo zorgde ervoor dat het gezicht en de helft van de hals naar de kant van de snede werd gedraaid, opdat de mens de herinnering aan zijn straf blijvend voor ogen had en daardoor nederiger werd. Daarna bracht de genezende god de huid die aan alle kanten over de buik hing bij elkaar en bond deze stevig vast, zoals je een geldbuidel dichttrekt. Zie daar de verklaring voor onze navel.
De voor de helft geamputeerde mensen probeerden daarna zich wanhopig te herenigen met hun andere helft door elkaar te omhelzen en zich met elkaar te verstrengelen. Uit dit gemis, dat hen deed terugverlangen naar wat ze hadden verloren, werd Eros geboren. En daaruit ontstond weer het motief in alle kunsten van alle tijden, het motief van de mens als onvolledig wezen dat zich, om weer volledig te worden, moet storten op zijn zoektocht naar zijn ‘wederhelft’.
Uit medelijden liet Zeus de geslachtsdelen van achteren naar voren verplaatsen. Door seksueel genot zouden ze niet alleen aangespoord worden zich voort te planten – want in hun zieligheid na de scheiding kwamen ze daar in eerste instantie niet aan toe – maar konden ze ook troost vinden voor en hun verdriet verlichten van het pijnlijke gemis. Dit werd het orgasme, een vluchtig moment van zelfverloochening, in blijvende herinnering aan de onvolledigheid waar wij om treuren.
En als bewijs voor de waarachtigheid van zijn verhaal verwijst Aristophanes dan naar de zielsverwante liefde van Pausanias en Agathon.
Hoe herkenbaar is deze mythe in onze moderne tijd: liefde op het eerste gezicht, de deksel op het potje, de ware Jacob, de prins op het witte paard, het glazen muiltje van Assepoester, de tweelingzielen, zielsverwantschap.
De mythe van Aristophanes verklaart ons verlangen naar eenwording met diegene waar wij zo wreed van gescheiden zijn. Op aards niveau, maar zelfs op hemels niveau. En dan hebben we het over het geestelijk orgasme van de heilige eenwording, de unificatie, een geestelijk proces, zo fysiek beschreven door de mystica Hadewych, dat zij daardoor ook wel spottend de hoer van de Heer genoemd is. Dichter bij onze tijd gaat Gerard Reve wel erg letterlijk op in de Heer in de gedaante van een heerlijke ezel. De mens, die afgesplitst van God, met God weer één wil worden.
Na wat gekrakeel tussen Sokrates en Agathon, is de beurt aan de
tragedieschrijver, prijswinnaar en gastheerAgathon.
Het is hem opgevallen dat voorgaande sprekers vooral de mensen geluk gewenst hebben met het goede dat Eros hun geschonken heeft en dat Eros zelf niet echt geprezen is. Daarom besluit hij alle goede eigenschappen van de god op te noemen. Eros is niet de oudste, maar de jongste, de mooiste en de gelukkigste van alle goden. Eros is de eeuwige jeugd. Alle noodlottige ellende en gewelddadigheid die er was tussen de goden is voorbij sinds Eros de koning van de goden is. Eros is teer, soepel, schoon, geweldloos, moedig en rechtvaardig. Hij bezit een grote zelfbeheersing en is een groot kunstenaar. En elk van die eigenschappen wordt beargumenteerd met fraaie cirkelredeneringen. En dan eindigt hij met een lofzang op Eros in dicht alsof hij in het theater zelf staat.
Dienen wij deze toespraken tot nu toe serieus te nemen? Welnee, Plato laat zijn personages al deze onzin verkondigen om als een na laatste spreker Sokrates aan het woord te laten. De laatste spreker is de staatsman en generaal Alkibiades, die stomdronken binnen valt om in die toestand zijn liefde voor Sokrates te verklaren en te beschrijven. Maar eerst dus Sokrates zelf.
Sokrates zou Plato’s Sokrates niet zijn als hij hem niet de Sokratische methode liet hanteren. Dus wordt Agathon zodanig ondervraagd dat hij geen kant meer op kan en Sokrates gelijk moet geven. Het komt er uiteindelijk op neer dat Eros geen liefde is maar liefde voor iets en wel liefde voor iets wat je niet bent, niet hebt, wat je mist. Eros is dus niet mooi, maar mist schoonheid. En omdat het waardevolle mooi is, mist Eros ook het waardevolle. Eros verlangt naar wat hij mist: schoonheid, tederheid, souplesse, moed, vrede, rechtvaardigheid en het vermogen om grote kunst te scheppen; liefde is het verlangen van de onvolmaakte naar het volmaakte.
Wij zouden zeggen: liefde is het eindeloos beitelen aan de ruwe steen om de kubieke te voorschijn te hakken; liefde is het bouwen aan de nimmer voltooide tempel van de volkomen schoonheid.
Agathon is platgeluld en Sokrates vervolgt nu zijn verhaal, dat hij niet van zichzelf heeft maar vanDiotima, een vrouw uit Mantinea.
Zo sluipt stiekem een vrouw het mannengezelschap binnen. En wat voor een vrouw. In het Nederlands vertaald luidt haar naam Godelieve en komt zij uit Waarzeggersstad. Hoor hoe zij Sokrates op Sokratische wijze over Eros onderhoudt.
Als Eros dan niet mooi is en niet waardevol, betekent dat dan dat hij lelijk is en waardeloos? Nee, dat niet. Er zijn tussen mooi en lelijk, tussen waardevol en waardeloos nog zoveel nuances.
Maar hij is toch wel een belangrijke god? Ook dat is hij niet. Goden zijn immers mooi en gelukkig en Eros is dat alles niet.
Is hij dan sterfelijk? Ook al niet. Hij beweegt zich tussen sterfelijk en onsterfelijk in.
Wat moet Eros dan wel zijn? Een machtige geest. Al het geestelijke staat tussen het goddelijke en het sterfelijke in.
En wat is die macht dan wel? Die van een bemiddelaar die de afstand tussen god en mens overbrugt.
Wie heeft die geest dan als vader en moeder?
Godelieve vertelt.
Op de geboortedag van Afrodite houden de goden een feestdiner en daarbij is ook Succes, de zoon van Vernuft. En waar geschranst wordt zijn er restjes, dus Armoede loopt in de buurt als een hond te bedelen. Als de dronken Succes in de tuin van Zeus zijn roes uitslaapt, kruipt Armoede bij hem, want in haar situatie wil zij wel ‘Succesvol’ zijn. En dat lukt. Zij wordt zwanger en het kind van Succes en Armoede, dat is Eros.
Omdat hij verwekt is op Afrodites geboortedag, is Eros van nature een minnaar van het mooie want Afrodite is mooi. En zo is Eros de begeleider en bediende van Afrodite geworden.
Maar omdat Eros een kind is van allebei zijn ouders, gaat zijn succes altijd gepaard met verlies en blijft hij eeuwig jagen op Wijsheid, Kracht en Schoonheid, nou ja Godelieve gebruikt andere termen, maar daar komt het toch op neer …. Eros is niet onsterfelijk maar gaat ook niet dood. Via zijn vader bloeit hij dagelijks op, via zijn moeder sterft hij dagelijks af. Via zijn vader kent hij geen gebrek, via zijn moeder geen rijkdom. Eros heeft geen inzicht, maar is ook niet onwetend. Goden zijn geen filosofen, want filosofen verlangen naar inzicht en goden hebben dat al. Eros moet dus wel een filosoof zijn. Hij begeert wijsheid, verlangt naar het inzicht dat hij niet heeft.
Eros is dus niet wat begeerd wordt, de schoonheid, het geluk, het inzicht, maar wat begeert. Eros is niet het verlangde, maar het verlangen.
Maar als Eros dan niet die grootheid is waarvoor wij hem gehouden hebben, wat is dan zijn nut voor ons mensen?
Godelieve legt het weer Sokratisch, dus omstandig en wijdlopig uit. Maar ik zal het kort houden.
Het uiteindelijk menselijk verlangen is verwekken en baren, iets creëren dat hem onsterfelijk maakt. Liefde streeft naar onsterfelijkheid.
Laat mij daar op dit mooie moment even bij stil staan.
U hoort het goed, Liefde streeft naar onsterfelijkheid, zegt Plato via Sokrates, en die heeft het weer van Diotima, onze Godelieve.
Maar wie de leeftijd van de wijsheid heeft bereikt en dus al zo vele jaren naar die onsterfelijkheid streeft, zal dat streven bij tijd en wijle ook wel eens moe zijn. De ware wijze is daarom blij dat de goden zo aardig zijn geweest ons dat streven ook nooit te doen bereiken. Liefde is streven naar onsterfelijkheid, maar liefde is ook dat we het dat streefdoel, althans in de aardse werkelijkheid, nooit halen.
Het is mooier, ook in het verhaal van Godelieve. Onsterfelijkheid is alleen haalbaar door verwekking, door iets achter te laten van zichzelf, iets achter te laten wat ons overleeft, dat doorgaat als wij er niet meer zijn.
Het is weliswaar onsterfelijkheid opgebouwd uit sterfelijkheden, maar dat is nu eenmaal het verschil tussen menselijke en goddelijke onsterfelijkheid. Wij kunnen kinderen achterlaten, maar zo mogelijk nog mooier, volgens Plato, Schoonheid. Liefde is niet gericht op Schoonheid, maar op het verwekken van Schoonheid.
En in deze verheven erotiek wil Sokrates wel ingewijd worden. En die inwijding is een trap met zeven treden. En Sokrates vertelt hoe je die trap oploopt.
Op de eerste trede ontmoet je die ene mooie jongen, op de tweede ontdek je dat er meer van die adonissen zijn. Op de derde maak je de fysieke mannelijke schoonheid los van de individuen. Op de vierde ontdek je dat de schoonheid niet zit in hoe je bent, eruit ziet, maar in hoe je handelt, zodat je je op tree vijf kunt storten op de schone studies, op tree zes op alleen nog maar de studie naar de schoonheid zelf, om uiteindelijk op tree zeven te eindigen bij de eigenlijke onsterfelijke Schoonheid, de idee Schoonheid, de Al-Schoonheid.
Als je al gelukkig wordt van één mooi jongen, hoe groot moet je geluk dan wel niet zijn bij het aanschouwen van dé Schoonheid.
Dit is het verhaal van Godelieve, van Diotima en dat is ook wat Sokrates gelooft. Zo wil hij Eros eren.
U hoort het: Sokrates’ liefdesidee weerklinkt in de Vrijmetselarij.
De Al-Schoonheid is te vinden na zeven traptreden in de Middenkamer, dat centrum dat het Geheel bevat, de cirkel waarvan het middelpunt overal is en die geen grenzen heeft. De liefde is het verlangen naar het Licht. De Liefde verenigt in zich de tegendelen van tijdelijkheid en eeuwigheid, van wijsheid en onwetendheid, van niets en alles, van stof en geest. Sokrates zet de Liefde op de Geblokte vloer. En daar brengt de liefde wat Petrarca verwoordde: zoet geluk en zeeën zout.
Na zoiets moois sla ik het relaas van de dronken Alkibiades maar over. En ook al die filosofen na het Symposion die variëren op de sprekers die Plato opvoert. Ze verkopen onzin of worden platvloers of hemelen de liefde.
Eén interessante verhandeling over de Liefde wil ik hier wel genoemd hebben, die van de socioloog, psycholoog en mensenkenner Erich Fromm, de auteur van The Art of Loving,
Liefhebben, een kunst een kunde.
Wie die Koninklijke Kunst wil doorgronden, moet dat boek gaan lezen en dan verder beitelen aan zijn ruwe steen.
Ik ga afsluiten.
Vrijmetselaars beginnen waar Sokrates mee eindigt, met de trap van zeven treden. De Liefde noemen wij het Zuivere Licht, dat uitstraalt van het allerhoogste. Wij weten dat het verlangen naar die liefde, de weg naar dat Licht een lijdensweg is door een duisternis vol struikelblokken en bittere bekers. Verderop op die weg komen we erachter dat Liefde niet iets is dat ons overkomt als je geluk hebt, maar dat Liefde altijd een zelfopofferende liefde is, een liefde die zich helemaal geeft. Liefde is niet een gave, maar een overgave.
Liefde is als de Logos, het Woord, het betekenisgevende, zingevende Woord in het evangelie van Johannes.
Luister wat er gebeurt als je die Logos, het Woord, vervangt door de Liefde. Het is als met het pijltje van Cupido: als het je raakt, ben je verkocht.
Eerst was er de Liefde.
De Liefde was bij God, De Liefde was God.
Alles is door de Liefde tot iets geworden; zonder Liefde is niets geworden, dat nu iets is.
In de Liefde zit het leven en het leven is het Licht van de mensen. Dat Licht geeft licht in de Duisternis; en de Duisternis is tegen het Licht niet opgewassen.
Door de Liefde geven wij zin aan het leven. Zonder de Liefde is het leven alleen maar een seksueel overdraagbare aandoening met dodelijke afloop.