top of page

Maçonnelogie 13              Vrijmetselarij juli 2013

Spinoza’s god

Spinoza heeft de naam dat hij moeilijk te begrijpen is, maar eigenlijk is wat hij ons voorschotelt eerder moeilijk te accepteren dan te begrijpen. Als u ooit geprobeerd hebt Spinoza te lezen en toen teleurgesteld bent afgehaakt of als u nooit aan Spinoza begonnen bent omdat u al bij voorbaat dacht dat hij u boven de pet zou gaan, dan is Jan Knol met En je zult spinazie eten. Aan tafel bij Spinoza, filosoof van de blijdschap het Licht in de Duisternis.   

Spinoza is geen dualist, maar monist: zijn God verenigt stof en geest. Spinoza is geen nihilist, “niets-ist” maar een “alles-ist”: zijn Opperbouwmeester van het Heel Al valt samen met het Heel Al, de complete natuur, alles wat is. God is alles, alles is god. Spinoza gelooft niet in een persoonlijke god, die het heelal en de aarde en alles wat erop is heeft geschapen, die zich in teksten aan ons openbaart en zich met ons bemoeit, ons handelen beoordeelt, straft, vergeeft of beloont. De persoonlijke god is voor Spinoza een menselijke god, zoals de god van een luipaard een luipaard zou zijn en de god van een passer een passer. Voor Spinoza is menselijk gedrag nooit onmenselijk, hoogstens onwenselijk in de ogen van mensen. In de natuur is het onnatuurlijke onmogelijk; wat wij onnatuurlijk noemen is wat mensen liever anders hadden gezien. Zo ook is het ongoddelijke onmogelijk in god. Alles is goddelijk in het Heel Al, want het Heel Al is god; in Spinoza’s eigen woorden: Al wat God is, is in God en niets is zonder God bestaanbaar noch denkbaar. God is het Heel Al, het Heel Al is God. God is het Volmaakte en Oneindige Geheel, waarvan alles wat daarin is deel uitmaakt. Het woord ‘volmaakt’ is hier geen kwalificerend, oordeelgevend bijvoeglijk naamwoord, maar betekent niets meer en niets minder dan alomvattend. Spinoza’s God maakt geen onderscheid in goed en kwaad; wat goed en kwaad is, is puur een zaak van mensen.   

Weliswaar maakt Spinoza het ons Vrijmetselaars heel lastig. Wij geven de Opperbouwmeester van het Heel Al die naam omdat hij ons Wereld en Leven doet zien als een te voltooien bouwwerk. Maar voor Spinoza is Schepper en Schepping één – er is dus geen Schepper en geen scheppingsmoment, alleen maar een Heel Al zonder tijd- en ruimtegrenzen. Dat Ene noemt Spinoza Substantie. Substantie is wat onafhankelijk is van iets anders. Wat alles bevat kan niet van iets anders afhankelijk zijn. Aan substantie kent Spinoza twee attributen [eigenschappen] toe: stof en geest. Die twee eigenschappen manifesteren zich in verschijningsvormen, die Spinoza modi noemt. Modi zijn afhankelijk van tijd en ruimte, dus tijdelijk, beperkt, veel in getal en altijd deel van het geheel en in bezit van zowel geest als stof. 

Aan het Heel Al valt niets te verbeteren of voltooien. Het Heel Al is alles wat is en daarbuiten is er niets. De oerknal als het begin van het Heel Al zou in de ogen van Spinoza onzin zijn. Ook Loesje realiseert zich dat: “Eerst was er niets. En toen is dat ook nog ontploft.” Spinoza’s Heel Al heeft geen begin en geen einde, het komt nergens vandaan en gaat nergens naartoe. De Schepping is geen bouwpakket, dat goed of slecht in elkaar kan worden gezet. Er is geen goede of foute Schepping, er is slechts een Geblokte Vloer, omdat wij Licht en Duister waarnemen en daar onze eigen kwalificaties aan koppelen. De mens moet dus zelf zijn moreel zoeken. Spinoza’s god, het Heel Al is en doet niets anders dan zijn. In Spinoza’s opvatting is het atheïsme goddelijk, want deel van het geheel.   

Spinoza’s god is volledig losgezongen van de God in de Thora, Bijbel en Koran. Zijn god is een abstract symbool dat zich niet laat concretiseren. Daarom is hij zo onmenselijk, niemand kan hem zich toeëigenen. En voor Spinoza schuilt daarin juist de Schoonheid, de blijdschap, de bevrijding: niet op god, maar op u/ons zelf komt het aan. Al gelooft Spinoza niet in de vrije wil, omdat ook de mens onderworpen is aan de wetten van de natuur. Het is wel aan de mens om zijn eigen reactie te bepalen op die wetten, binnen die wetten zijn eigen leefregels, eigen ethiek te zoeken, bevrijd van die bemoeizuchtige door mensen geschapen god.

bottom of page