Maçonnelogie 16 Vrijmetselarij december 2013 / januari 2014
Blijvend hakken
Wij komen uit een wereld die verward en verdeeld is, zegt de Achtbare Meester tegen de zo juist binnengetreden kandidaat. Wie veronderstelt dat toetreding tot de Orde van Vrijmetselaren de wereld dan minder verward en verdeeld zal maken, realiseert zich niet dat al eeuwenlang kandidaten uit een verwarde en verdeelde wereld komen, uit een moeilijke tijd. De Orde die de Vrijmetselarij haar leden biedt, verandert de wereld blijkbaar niet, de tijd waarin wij leven blijft moeilijk. Dat ligt niet aan de onveranderlijkheid van onze ritualen, want die veranderen juist wel.
De wereld verandert wel – althans het beeld dat wij van de wereld hebben en de taal waarmee wij dat beeld formuleren – maar de verwarring en verdeeldheid is even constant als onze behoefte de chaos te ordenen, grip te krijgen op het ongrijpbare. De metaforen waarmee wij onze wereld ordenen veranderen mee met de mode, met de waan van de tijdgeest, met de voortschrijding van techniek en wetenschap. Maar zelfs als we de wereld, onszelf, volledig zouden kennen, maakt die kennis de wereld, ons, niet anders. We kijken er hoogstens anders tegen aan. Hoe wij ook ordenen, het verandert aan de chaos niet echt iets. Het te voltooien bouwwerk blijft elk maçonniek bouwjaar even onvoltooid, alle schetsen op het tekenbord van de Meester ten spijt.
Als onze Arbeid dan zo weinig oplevert, zou de pessimist in ons kunnen denken, dan is de toekomst van de vrijmetselarij weinig rooskleurig. Maar die pessimist zou een optimist zijn als hij denkt dat hij aan deze Sisyphusarbeid een eind zou kunnen maken. De ware optimist in ons weet dat de chaos blijft – zelfs als de chaos uiteindelijk orde is – evenals onze behoefte aan ordening. Hij beseft dat de mens eindeloos en vruchteloos die rotsblok tegen de berg op zal moeten blijven rollen. Het is zijn lot, het is zijn leven. Er zal altijd aan de Ruwe Steen gehakt blijven worden in de illusie dat er een Kubieke Steen in schuilgaat. Het is het menselijk lot beter mens te willen worden. Dus heeft de vrijmetselarij leven zo lang er [behoefte aan] hoop is.
Hoe de vrijmetselarij er in de toekomst uit zal gaan zien, weet ik niet. Zeker is dat ze om voort te bestaan zelf niet zal moeten verstenen. Ze zal moeten hakken aan haar eigen Ruwe Steen om een herkenbare Ruwe Steen te blijven. Het Eerste Grote Licht zal misschien uitgaan, waar het steeds minder een centrale rol speelt in het profane leven en steeds meer verdwijnt uit het referentiekader van de kandidaat-vrijmetselaar. Zelfs symbolen kunnen de houdbaarheidsdatum overschrijden en hun kracht verliezen. Menig vervolgpad zal zelfs al in de nabije toekomst het loodje leggen, als het zich niet weet te ontworstelen aan de hang naar onveranderlijkheid. Dat is een pijnlijke strijd, maar wie zichzelf ziet als Ruwe Steen, moet weten dat daaraan hakken pijn doet. Overleven is een strijd, om te overwinnen moet men zich moeten aanpassen aan de waan van de tijd. Dat is wat anders dan aan de waan van de dag. Maar als de taal van het rituaal te ver verwijderd raakt van de taal van mensen die hun hoop op haar orde gevestigd hebben, als de symbolen niet meer communiceren, als vrijmetselaar worden zoiets wordt als het bestuderen van een dode taal, dan wacht haar het lot van de fossielen.