top of page

MAÇONNELOGIE 21a              Vrijmetselarij juni 2014 

HET GEWONE WERK

Het begin van wijsheid is het stellen van vragen. Vraagtekens zetten achter wat zo vanzelfsprekend lijkt is de basis van de filosofie. Socrates maakte het tot een methode. Descartes maakte het tot fundament van de wetenschap. Maar simpel is het niet. Juist wat behoort tot de automatismen, tot het alledaagse, gaat aan mijn bewustzijn voorbij en ontsnapt daarmee aan mijn kritisch oog. Ik heb geen alziend oog.

Na vijftien jaar vrijmetselarij en zo’n honderd Open Loges vraag ik mij ineens af wat nu eigenlijk “het gewone werk” van de vrijmetselaar is. Aan het eind van vrijwel elke Open Loge zegt de Meester: “Broeders, wij zullen thans overgaan tot het verrichten van het gewone werk naar aloude traditie” en dan start het tweegesprek, ook wel aangeduid met het woord catechismus, dat in mijn roomse jongenshart veel oude herinneringen, maar geen maçonnieke gevoelens oproept. Heeft het woord catechismus hier misschien het stellen van vragen verhinderd?

Tot ik het vraagteken zette heb ik me nooit gerealiseerd dat het aankondigen van “het gewone werk” het voorafgaande tot ongewoon werk maakte. Ik ben er altijd vanuit gegaan dat het aannemen van leerlingen, gezellen en meesters en het vieren van St.-Jansfeesten gewoon vrijmetselaarswerk was. Dat is het dus niet, zegt het vraagteken nu. Wat is dan wel “het gewone werk”? En wat maakt wat ik dacht dat toch ook gewoon vrijmetselaarswerk was tot ongewone Arbeid?

Het tweegesprek is dus gewoon werk, maar het kan toch niet hét gewone werk zijn? Vrijmetselaarsarbeid beperkt zich niet tot vraag- en antwoordspel? Als dat zo zou zijn, mogen al mijn Broeders mij als zodanig erkennen, maar ben ik geen vrijmetselaar. De leerling werkt aan zijn Ruwe Steen om daarvan een Kubieke Steen te maken, een steen die bruikbaar is voor de Tempelbouw, waarvoor de Meester op zijn tekenbord de bouwtekeningen maakt. In de bouwsymboliek moet dat het gewone werk zijn. En in de tweegesprekken bij de aanname tot Leerling, Gezel en Meester wordt de kennis van het reglement van de betreffende graad in de bouwkunst nog even getoetst om zeker te zijn dat het gewone werk volgens de regels verloopt.  

Als de kandidaat vrijmetselaar, de Leerling of Gezel aanklopt aan de poort om te worden toegelaten of hoger loon te krijgen, wordt het gewone werk dus onderbroken om dat mogelijk te maken. Hij wordt opgenomen in de orde als Leerling, Gezel of Meester en kan dan aan “het gewone werk” op zijn niveau.

Maar: het begin van wijsheid is het stellen van vragen en het einde het geven van antwoorden. Dus het zou ook heel anders kunnen zijn.

MAÇONNELOGIE 21b               niet gepubliceerd vanwege 3e graad     

MEESTERARBEID

De leerlingenarbeid is het hakken aan de Ruwe Steen. De Gezellenarbeid is het toetsen van de Kubieke Steen. De Meester arbeidt op het tekenbord. Als drie onbeweeglijke kleinodiën staan de symbolen van de arbeid op het Tableau. Als Redenaar vertel ik bij de uitleg van het Tableau dat deze kleinodiën onbeweeglijk zijn, opdat Leerling, Gezel en Meester altijd weten waar hun werk is. De Winkelhaak, het Waterpas en het Schietlood zijn beweeglijk omdat het gereedschappen zijn die je met je meeneemt. Er zijn ongetwijfeld veel diepzinniger verklaringen waarom kleinodiën [on]beweeglijk zijn – ik ken ze niet.  

Na de uitleg van het Tableau doet de 2e Opziener de zo pas ingewijde Leerling voor hoe hij aan de Ruwe Steen moet hakken en als de Leerling er blijk van heeft gegeven dat hij in staat is de 2 Opziener na te doen, hoort hij de 2e Opziener zeggen dat hij zijn arbeid heeft aangevangen. Hetzelfde geschiedt de nieuwe Gezel met weliswaar complexere arbeid en met de 1 Opziener. Maar de zojuist verheven Meester krijgt geen instructie, hij moet zijn opdracht uitvoeren zonder voorbeeld en krijgt na afloop niet te horen dat hij zijn Meestersarbeid heeft aangevangen. Wat hij te horen krijgt is een van de mooiste, poëtische zinnen die de maçonnieke ritualen kennen: “De eeuwige cirkel is getekend, waarvan het middelpunt overal, de omtrek nergens is.” En dan toont de Ceremoniemeester het resultaat van de Meestersarbeid.

De Meestersarbeid blijkt zeer complexe arbeid. Dat de Meester werkt met een Passer is niet zo vreemd, maar de vrijmetselaarspasser heeft twee gelijke benen met aan beide benen eenzelfde stalen punt. Het is een maatpasser, om gelijke afstanden mee uit te zetten, maar je kunt er ook vanuit een middelpunt een omtrek mee maken waarvan alle punten even ver verwijderd zijn van dat middelpunt. In het zand of in zandsteen kun je dan de omtrek zien, maar op een tekenbord niet. Daarom dus maar uit het wiskundelokaal een passer met krijtje geleend. En zie: Meesterarbeid wordt schoolse arbeid. Met een krijtje is het onzichtbare zichtbaar gemaakt, om het onvoorstelbare voorstelbaar te maken.

Maar heeft een Meester het voorstelbare van node om het onvoorstelbare te zien? Waarom niet met een maatpasser met twee stalen punten een cirkel getrokken die onzichtbaar blijft? Dat is “de eeuwige cirkel waarvan het middelpunt overal, de omtrek nergens is.” En dan zullen er Broeders zijn die roepen: de keizer heeft geen kleren aan. En zij hebben gelijk: de eeuwige cirkel gaat niet gehuld in een krijtstreepje.

bottom of page