top of page

BROCKSTUKKEN 1             Thoth 2919 2    

POËZIE KENT HAAR BEPERKINGEN

een Brock uit de keel van Jan Willem Corneel 

ik ben geboren uit zonnegloren

die bevrucht door een donkere lucht

het licht in mijn leven een duisternis geven

mijn vreugde een somber gerucht   

het is mijn tragedie:

ik ben er een die zijn leven verzucht in een klucht

wie wil nog horen dat ik ben geboren

uit een ziedende zee die zo zucht

Vrijmetselaarsrituelen zijn als poëzie. Sommige erin gebruikte woorden en zinnen maken deel uit van het ritueel én van wereldliteratuur. Voorwaarde om te herkennen wat het ritueel geleend heeft, is, dat je die wereldliteratuur kent. Daar zit een probleem. Want in toenemende mate hebben we in de loges een afnemend gemeenschappelijk referentiekader en groeit de groep die weinig herkent ten opzichte van de groep die van de ene in de andere Aha-Erlebnis valt.

De lezer kan de woordspeling in de titel van bovenstaand gedicht alleen zien als hij de openings- en slotzin van het gedicht herkent als dichtregels van Jacques Perk. De kans dat die dichtregels in uw referentiekader zitten en u ze ook nog kunt thuisbrengen bij de juiste dichter is klein – en als het u wel is overkomen, zal het u een des te groter voordeel zijn uw eigen ijdelheid te mogen strelen. Nu u het geheim kent, kunt u uzelf natuurlijk wijsmaken dat u het diep van binnen wel wist en op die manier uzelf kietelen, maar voor verreweg de grootste groep is deze zelfbevrediging niet weggelegd. Die moet haar gerief uit de woorden en zinnen zelf halen, zonder die achtergrond en loopt het risico in dit geval de ironie te missen.

De meest poëtische zin uit de vrijmetselaarsrituelen wordt door de Eerwaarde Meester prozaïsch uitgesproken bij de meesterarbeid: “De eeuwige cirkel is getekend, waarvan het middelpunt overal, de omtrek nergens is. Een arbeid, de Meester waardig!”

Ironie is soms ook in onze rituelen aanwezig. In veel loges trekt de zojuist verheven meester de cirkel met een passer die thuishoort in het wiskundelokaal, in plaats van met de maçonnieke passer, die geen krijtje bevat maar twee stalen punten heeft. Het gevolg is dat de Meesterarbeid een cirkel met middelpunt en omtrek laat zien en daarmee de uitspraak van de Eerwaarde Meester logenstraft. Het onuitsprekelijke wordt uitgesproken, het onzichtbare zichtbaar neergezet. Het is natuurlijk even wennen als een cirkel op een bord getrokken wordt met een passer zonder krijtje en de ceremoniemeester dan aan iedereen laat zien dat meesterarbeid zichtbaar onzichtbaar is. Maar dat is nu juist poëzie en tegelijk de kern van meesterarbeid: kijk maar, er staat niet wat er staat. 

“De cirkel met middelpunt overal en omtrek nergens” is een beeld voor de aard van het goddelijke. Het paradoxale van het beeld is dat het zich onttrekt aan het meetbare met behulp van de meetkundige begrippen middelpunt en omtrek. Het beeld wordt toegeschreven aan Hermes Tresmegistos [tijdloos] Empedocles [-5 eeuw], Augustinus [4 eeuw], Meister Eckhart [13 eeuw], Nicolaas van Cusa [15 eeuw], Blaise Pascal [17 eeuw] en Voltaire [18 eeuw]. Pas sinds 1929 vindt het beeld een plek in het [Nederlandse] vrijmetselaarsritueel, vermoedelijk omdat het beeld populair is bij neoplatonici en theosofen, die dan in de mode zijn.

Het eeuwige spiegelt zich in het tijdelijke, zoals het geheel zich spiegelt in de brockstukken.

JWC Brock  

bottom of page