BROCKSTUKKEN 2 Thoth 2019 3
GRAFDICHT
gravers hebben het graf gedicht
waarin Jan Willem Corneel ligt
drie dagen hebben zij gewacht
het lijk werd groen, de geur verdacht:
hij houdt het niet, het was te pover
gravers, uw werk: zand erover
Omdat het leven het meest intensief geleefd wordt in het zicht van de dood, zoals schoonheid zich op haar best manifesteert in lelijkheid, mag ik graag ronddwalen op kerkhoven van uitgestorven dorpen en stadjes die ik op mijn reis naar het Oosten tegenkom. Maar om mijn ecologische voetprint op de aarde klein te houden, reis ik tegenwoordig zittend achter mijn bureau, turend over de IJssel, die achter mijn raam eindeloos van het Oosten naar het Westen stroomt, en mijmer dan over de oneindige eindigheid des levens, omringd door boeken van meestal dode schrijvers, die geprobeerd hebben hun tijdelijkheid uit te stellen door zichzelf in woorden achter te laten aan nabestaanden. Als ik niet tuur, lees ik die woorden of schrijf ze zelf.
Zo las ik “Doodgaan, heengaan, sterven. De vele wegen van een herschepping” van Guy Liagre in Thoth 2019 1, 48-61 en schrijf ik:
Op p. 60 staat: “De vrijmetselaar reist naar het oosten, in de richting van waar het licht op komt, het licht tegemoet. Maar wie oostwaarts reist komt altijd in het westen aan. Het oosten kent geen eindpunt. De vrijmetselaar ‘oriënteert’ zich op het oosten, wat betekent in de basis het oosten zoeken, zich naar het oosten richten. Oriënteren is een afleiding van het zelfstandig naamwoord ‘oriënt’, dat ontleend is aan het Latijnse ‘oriëns’, opgaande, opkomende. Wie naar het oosten reist komt echter nooit in het oosten aan. Behalve als hij zijn laatste reis gemaakt heeft, de reis van de meester. Dan is hij aangekomen in het Eeuwige Oosten, waar geen Westen meer is … We gaan met de dood de weg naar ‘het eeuwige Oosten’, en dat Oosten is (welke betekenis we er ook aan hechten) het enige wat we als eeuwig aanduiden. (Thoth 1 (2016), 51).”
De woorden kwamen mij bekend voor. Ik had een Aha-Erlebnis. Ik tikte een zin in op een zoekmachine en kwam zo te weten van wie die woorden waren. Alleen de laatste zin in het citaat is van de schrijver Rix Pinkten. De rest ontleent Guy Liagre aan een andere schrijver, ook maar iemand die als een baron Von Münchhausen zichzelf aan zijn haren uit het moeras van de sterfelijkheid probeert te trekken. Enig recht op vermelding bij deze ontlening is hem toch wel vergund: Vrijmetselarij 2016 5, p.38.*
De zichtbare cirkel met middelpunt staat in de padvinderij symbool voor “doel bereikt”. In de vrijmetselarij staat de cirkel met het middelpunt overal en de omtrek nergens symbool voor het eeuwig Oosten, het doel van de laatste reis van de meester. Dat doel zal hij halen, of hij wil of niet. Maar zolang hij, zittend aan zijn bureau door zijn raam tuurt naar een rivier die traag door oneindig laagland gaat en mijmert over die ene begrafenis waar hij, juist omdat hij er niet is, in het middelpunt van de belangstelling staat, zolang is er nog leven voor de dood. Zoals ik na een drukbezochte begrafenis verzuchtte: “Als ik mijn eigen begrafenis zou hebben kunnen mogen bijwonen, hadden we dat feestje allang gevierd. Maar ja …”
JWC Brock
Zie op deze website 'Maçonnelogie 38', de laatste alinea.