top of page

BROCKSTUKKEN 3                Thoth 2019 4   

DE NAAKTE WAARHEID

Brock heeft de waarheid naakt gezien

het windt hem niet echt op

het maakt hem niet echt wijzer      

Wel ziet hij schoonheid liefst sindsdien

gehuld van teen tot top

in kleren van de keizer

Twee filosofen hebben mijn kijk op de mens en zijn wereld bepaald: Spinoza [S] en Wittgenstein [W]. Als de borrel goed valt hel ik over naar S, bij een kwade dronk naar W. Beiden hebben mij beroofd van het perspectief dat ons denken iets te betekenen heeft; S werkt daarbij bevrijdend, W leidt tot beklemming.

Niet dat ik in staat ben om beide filosofen te begrijpen. Hun oorspronkelijk werk lezen is als het oplossen van een cryptogram waarbij geen enkele cryptische omschrijving een woord oplevert dat in de lege vakjes kan worden ingevuld en dus ook geen letters oplevert waarmee andere cryptische omschrijvingen dichter bij een oplossing worden gebracht. Wie weleens een cryptogram probeert op te lossen, kent die frustratie. Ik laat me dus helpen door anderen die doen alsof ze S of W wel begrijpen, ook al weet ik uiteraard nooit zeker of ze niet aan het ‘hineininterpretieren’ zijn. Van mezelf weet ik dat wel zeker. Maar als ik stukjes schrijf vertel ik dat er nooit bij. Behalve nu dan. Omdat het over de kleren van de keizer gaat.

S’s Ethica en W’s Tractatus logico-philosophicus zijn vrijwel onleesbaar. Dat komt doordat beiden kiezen voor de geometrische methode van Euclides. Zij gaan uit van definities, postulaten en axioma’s, van waaruit stellingen worden bewezen en toegelicht. Bij puur wiskundige zaken levert dat onontkoombare, heldere, zwart-wit redeneringen op, maar toegepast op ideeën, gegoten in niet eenduidig te interpreteren taal, leidt het tot meer dan 50 tinten grijs. Ik ben geen masochist, maar als ik er uiteindelijk in slaag om er iets van mezelf in kwijt te kunnen is het wel bevredigend.   

Spinoza gelooft niet in een persoonlijke god, die het heelal en alles wat daarin aanwezig is heeft geschapen, die zich in teksten aan ons openbaart en zich met ons bemoeit, ons handelen beoordeelt, die straft, vergeeft of beloont, verlost. Die god beschouwt Spinoza als een menselijk denkding, een breinbrouwsel, een hersenspinsel.

Denkdingen zijn voor Spinoza gedachtespinsels, fantasieën die alleen in hun taal, hun brein, en niet in de werkelijkheid bestaan. Denkdingen zijn de woorden die Wittgenstein een kleine drie eeuwen later bestempelt als ‘zinloze’ woorden, dat wil zeggen woorden zonder betekenis in de wereld van de feiten. Zo’n beetje de hele filosofie blijkt volgens Wittgenstein uit denkdingen te bestaan. Als de filosofie alleen woorden zou mogen gebruiken die een betekenis hebben in de feitelijke wereld, zou ze niets zinnigs over die feitelijke wereld kunnen zeggen. Filosofie blijkt net als de theologie niet te behoren tot de zogenaamde exacte wetenschappen. Zij geeft ons geen feiten, maar een menselijke waardering, beoordeling van de feiten, die de exacte wetenschap ons oplevert. De filosofische en theologische taal heeft zich losgezongen van de werkelijkheid, zegt daar feitelijks niets over, voegt er alleen iets aan toe. Wittgenstein blijft overigens in God geloven en gekweld worden. Spinoza maakt er een blijde boodschap van.

De denkdingen zijn de kleren van de keizer. Ze veranderen de naakte werkelijkheid niet, maar ze maken het mensen wel mogelijk om vrijmetselarij te bedrijven in een wereld die ons te buiten en te boven gaat. Wat ons bindt is het besef dat we keizer nu eenmaal liever zien met kleren aan, al loopt hij naakt aan ons voorbij.

JWC Brock

bottom of page