top of page

MAÇONNELOGIE 25            Vrijmetselarij 2014/2015 nr 1

DE BIJBEL

Van 1761 tot 1865 legt de aan te nemen kandidaat de Gelofte af, geknield op de rechterknie met de rechterhand op het “Wetboek”, tussen de Passer en de Winkelhaak. Niet op de bijbel dus. Desondanks hebben de Engelsen in 1770 de Nederlandse Grootloge erkend, waarschijnlijk omdat ze begrip hadden voor de problemen die de Nederlandse vrijmetselarij had met bepaalde dominees hier te lande die een duivelse belofte op een goddelijk boek als godslasterlijk beschouwden. Pas sinds 1865 behoort de Bijbel met Passer en Winkelhaak tot de drie Grote Lichten. Voor die tijd waren dat de Zon, de Maan en de Meester, want zoals de Zon de dag en de Maan de nacht regeert, zo regeert de Meester de Loge.

Op mijn bureau liggen meerdere bijbels. Een daarvan is de Naardense Bijbel van Pieter Oussoren, mijn favoriete vertaling, omdat het de meest poëtische is. Maar er ligt ook een Canisiusbijbel, een Statenbijbel en de Nieuwe Bijbelvertaling van 2004. Ik lees er geregeld in. Meestal omdat ik in andere teksten iets tegenkom wat ernaar verwijst, soms om me te laten inspireren, nooit om er de waarheid in te vinden. Voor mij is de Bijbel een verzameling verhalen van mensen over mensen die een god verzonnen hebben aan wie ze van alles en nog wat toedichten en tot maatstaf maken van hun leven. Als het een ‘boek van wijsheid’ is, dan is het de wijsheid dat mensen zozeer in hun eigen fantasieën kunnen geloven dat het voor hen de werkelijkheid wordt. Vanuit dat perspectief heeft Guus Kuijer ook ‘De Bijbel voor ongelovigen’ geschreven. Hij kiest steeds een randfiguur uit een bijbelverhaal als verteller, die op enige afstand beziet hoe de mens de door zijn voorvaderen gecreëerde god gebruikt om het leven naar zijn hand te zetten. Ik ontken niet dat het een trucje is dat op een gegeven moment gaat vervelen, maar het is wel een goede oefening, voor wie dat nodig heeft, om de bijbel zelf te leren lezen als een menselijk boek, dat ons voortdurend vertelt hoezeer wij geneigd zijn ons beeld van de werkelijkheid te maken tot maatstaf van ons leven.

Jarenlang heb ik moeite gehad met de aanwezigheid van de bijbel in de vrijmetselarij, geobsedeerd door de gedachte dat die er moest liggen van mensen die dat boek tot hun heilige wet gemaakt hadden en die wet op die manier ook aan mij oplegden. Tot ik mij bedacht dat ik met mijn obsessieve gedachte daarmee mijn wet wilde opleggen aan anderen. Sindsdien kan ik heel goed leven met de aanwezigheid van een boek in de loge dat mij op elke pagina waarschuwt dat elke mens geneigd is de wereld naar zijn hand te zetten, Op zo’n boek wil ik wel mijn vrijmetselaarsgelofte afleggen.

bottom of page