top of page

Brockstukken 5              Thoth 2019 6

PARADOX

kon ik je haten

ik had je lief

tot achter je oren

over je nek

langs wervelkolom

naar je weeromstuit

Wat brengt de vrijmetselaar met zich? Onze ritualen – papier is geduldig – gaan ervan uit dat de vrijmetselaar groeit van broederliefde naar liefde tot de medemens. Ik heb een geweten, al blijkt dat in wetenschappelijke theorieën geen bruikbaar begrip te zijn. Toch ga ik ervan uit dat ik er een heb en dat ik het kan onderzoeken. Me zelf onderzoekend kom ik iets geks tegen: een kloof tussen theorie en praktijk. Die theorie zegt mij dat ik niet van mensen hou; niet van de abstracte mens, van de platonische idee mens: onbetrouwbare wezens zijn het. Onze wonderlijke taal bewijst het al door het bestaan van het woord onmens. Dat is altijd een mens. 

Mijn praktijk gedraagt zich niet naar mijn theorie: ik houd wel van concrete mensen, van mensen die ik in mijn leven ontmoet, van mijn kinderen, mijn partner, mijn vrienden, collega’s, leerlingen, broeders en zusters. Het zijn mensen met een gezicht en een naam, met menselijke trekjes. Ik vertrouw ze, zelfs als ze mijn vertrouwen beschamen. Theoretisch zou ik van mijn fouten moeten leren, maar in de praktijk ga ik met die mensen door het leven. Ik zou theoretisch teleurgesteld moeten zijn als ze me teleurstellen, maar in de praktijk heb ik geleerd verantwoordelijk te zijn voor mijn eigen teleurstellingen en ik zou mezelf teleurstellen als ik me door wie ik liefheb teleurgesteld zou voelen. Ik weet dat ze me teleur zullen stellen, maar als het gebeurt dan ben ik juist daarom niet teleurgesteld. Omdat ze elke dag weer in mijn leven zijn, wordt dat leven onleefbaar als het beheerst zou worden door gevoelens van verbittering, wraak en spijt, gevoelens die niets positiefs opleveren. Om praktische redenen vertrouw ik de theoretische onbetrouwbare medemens.

Ik houd niet van de mens als soort. Te dominant aanwezig op de aardbol. Nestvervuilers die klagen over een vervuilde aarde en erover verbaasd zijn dat de plastic dozen na verpozen hun nano-deeltjes lozen in de oceanen om van daaruit weer tevoorschijn te komen als toekomstige kankerverwekkers in de weer in plastic dozen verpakte ‘biologische’ tonijnsalade, o zo heerlijk voor een picknicklunch in het stadspark. Ik behoor tot de die succesvolle diersoort die zoveel van zijn biotoop vraagt dat die het niet meer aankan, maar ik ben nu eenmaal dol op tonijn.

Ik mag graag een sigaretje roken, ook al staat er op de verpakking dat dat dodelijk is. De theorie zegt dat ik een slappe verslaafde ben, maar in de praktijk ben ik zo neurolinguistisch geprogrammeerd dat ik mezelf zie als tegendraadse doorzetter, die kou, regen en wind en foto’s op de verpakking trotseert om aan zijn nicotinebehoefte te voldoen. Het leven is ook dodelijk, maar voor de overheid is dat geen argument om haar burgers te waarschuwen: leven is een seksueel overdraagbare aandoening met dodelijke afloop. Theoretisch misschien waar, maar zo willen we het liever niet zien.

Meerdere avonden in de week ruïneer ik met stikstofuitstoot natuurgebieden als ik met mijn autootje naar loges in het land rijd om daar met anderen – die ik liefheb omdat ik ze als mijn broeders en zusters beschouw – het ideaal van de vrijmetselarij te beleven. Het leven zien als een te voltooien bouwwerk is een liefdevolle invulling van doorgaan tot je erbij neervalt.

Ja, ik leef in een paradox. Dat de abstracte mens tot het gruwelijkste in staat is, is schijnbaar tegengesteld aan het vermogen om van concrete mensen te houden. Het theoretisch weten maakt die liefde in de praktijk juist mogelijk: die ander heeft net als ik er alle belang bij de theorie niet in de praktijk te brengen. Leve het Broederschap, hoezee, hoezee, hoezee.

JWC Brock

bottom of page